dinsdag 26 augustus 2014

Lisl vertelt op haar eigen spontane en enthousiaste manier over de bijzondere dingen die zij met Bruno beleefde.


Over  hoe je aardappelen moet snijden, bijbeluitleg, reïncarnatie en nog meer wonderlijke dingen.


Lisl was een goede vriendin van Bruno. Zij kenden elkaar doordat zij de jarenlange verzorgster was van Ferdi Hosp, de voorzitter was van de Oostenrijkse vereniging.



Lisl - Lilo Hosp - Fredi Hosp

"We hebben vandaag als zoveel  moois, je kunt wel zeggen zoveel heerlijks beleefd, en ik wil graag een heel klein beetje vertellen uit mijn leven met Bruno Gröning, een heel klein beetje maar.

Ach, Bruno hield zo veel van koffie.  En wanneer hij bij ons kwam, zei hij altijd: ‘Lisl die maakt de lekkerste koffie. Ergens anders krijg ik alleen surrogaat koffie.’

Ja, en op een dag had ik veel in de bijbel gelezen. En ook over de bergprediking. Toen hadden de jongeren de korven met eten ingezameld en het brood en de vissen weer verdeeld. En de mensen zeiden dat er veel te weinig was, maar zo veel mensen zouden toch genoeg krijgen.

En dat hield me bezig: hoe kwam dat dan? En ik las steeds weer opnieuw, de bijbel en alles weer gelezen, het was zo prachtig. Het boeide mij zo.

En op een dag, waren we weer voor de Stephanskerk, voor Bruno, uitgenodigd. Ik had de hele dag nog niets gegeten. En Bruno bracht me een kop koffie en een beignet. En hij staat naast me en zegt:  ‘eet u toch!’ En ik kijk hem aan, en ik was overgelukkig toen hij daar stond, en ik dacht dat ik weg zou vliegen, zoveel stroom kreeg ik.  ‘Eet u toch!’

Ik at een beetje van de beignet. En toen was ik zo vol, alsof ik een grote schnitzel of wat dan ook gegeten had.  En plotseling zag ik het, dus zo was het, de spijziging.

Zo heeft hij alles geweten wat ik dacht. Zo heeft hij het mij getoond en ik heb het begrepen.



Bruno Gröning was heel vaak bij ons in Wenen, in het huis van Fredi’s ouders. En ik vroeg hem altijd: ‘Mijnheer Gröning, was zal ik te eten maken?’

En hij zei: ‘aardappelsoep.’ Dat at hij zo graag.  En iedereen maakt aardappelsoep anders, maar ik wil het niet over eten hebben of recepten uitwisselen of zoiets.
Bruno zei:
‘Aardappelsoep, en we zullen die samen maken.’
En ik was gelukkig.  Ik en de hele familie was er. En Bruno ging met mij mee naar de keuken,  ik heb de aardappelen gewassen en geschild zoals je dat normaal doet. En toen heeft hij me laten zien,  de aardappel:  ‘u moet ze snipperen. Niet zo mooi snijden zoals men dat doet, dan gaat de hele kracht verloren.  Snipper ze!’ En hij heeft ze gesnipperd. En er een grote pan aardappelen van gekookt.
En we gingen eten. De pan werd op tafel gezet en ik wilde zo graag dat Bruno ons zou opscheppen. Maar Fredi’s moeder was hem voor, had de opscheplepel genomen, heeft iedereen de soep opgediend. Voor Bruno en mij bleef heel weinig soep over.

Bruno kende mijn gedachten en zei tegen mij: ‘hindert niet, hindert niet. Je zult genoeg hebben.’ Fredi’s moeder had alleen aan de familie gedacht. Er zaten twaalf man aan tafel.

Ik at het hele kleine beetje soep en zat  weer propvol.

En zulke kleinigheden, grotigheden, heb ik met hem persoonlijk beleefd en nog veel meer. Bijvoorbeeld  dat een bekende van ons op een avond met zijn hond is gaan wandelen en Bruno was erbij. Een avond eerder waren we bij elkaar. En het was de hond van mijnheer Loy, de eerste voorzitter van de vereniging voor Fredi, je weet het ook Fredi.  ‘Ja…’

En Bruno gaat mee, gaat  naast mijnheer Loy  met de hond wandelen. En ineens keek hij.., is Bruno weg!  Alsof hij in de lucht was opgelost. En hij zocht hem, waar was hij ineens gebleven? Toen ging  hij naar de overkant van de straat en zocht hem verder en daar kwam Bruno hem al tegemoet, alsof uit de hemel gevallen. En alleen maar zulke dingen hebben wij met Bruno meegemaakt.  Ik wilde zo een paar kleinigheden uit mijn herinnering vertellen.

Ja, ja. Ik wilde altijd weten, ik wilde altijd weten wie ik ben. Want men heeft het er tegenwoordig over, incarnatie en zo. Ik geloof er sterk in en ik dacht, als Bruno weer bij ons thuis  is, het te weten te komen.
Het zijn alleen zo kleinigheden, die ik met Bruno heb meegemaakt.

Toen Bruno er weer een keer was, zat Fredi  tegenover hem. En terwijl Bruno sprak dacht ik aan incarnatie.  En ik dacht bij mijzelf: wie was ik? Wie ben ik?
En opeens hoor ik, hoor ik de  mensen die er waren en zie alles zo voor mij. Met open ogen zie ik mijn leven voor me. En dat was uit mijn vorig leven. Zie ik mijzelf. Ik sta, ik zit en ik zie alles met open ogen. Ik was niet in trance of zo. En toen zag ik mijzelf in een oud park. Een slot en ik loop heel behoedzaam. Het was een prachtig park. Blauwe ogen had ik en het was als een wonder. 

Ik ga wandelen maar ik merkte dat ik voel alsof ik zwevend ga.  En plotseling ben ik weer terug en ik vraag Bruno: ‘was ik dat?’

Ja, alleen in gedachten. Ik hoefde het niet uit te spreken. Hij wist alles van mij.

‘Was ik dat?’ ’Waar was dat?’ ’Was ik blind?’

Ik stelde mij die vragen, maar heb niet hoeven te spreken. Ik heb altijd in gedachten met Bruno gesproken.

En waar was dat?
Uit  de kleding af te leiden donkere kleding, zo was het. En toen sprak hij over tsaren, in gedachten. Toen wist ik het, het was in de tijd dat de tsaar regeerde. Gelijk daarna toont hij me een nog een beeld uit een vorig leven. En daar ben ik ook weer zo’n rijke vrouw. Ik draag nu nooit sieraden en ik hou er ook niet van. Daar zag ik mijzelf met juwelen behangen en opgedirkt. 

Dat was in Egypte, daar ben ik in een draagstoel gestapt. Toen werd ik weggedragen door de stegen van de stad. De mensen hebben zich allemaal voor mij gebogen en zo voorts. Het ware bedelaars, die hun handen naar mij uitstrekten om een aalmoes te vragen. Maar ik keek weg en sloot de gordijnen van mijn draagstoel. Ik wilde de ellende niet zien. Dat ik mij aan mijn juwelen vasthield. Ik heb daar  allemaal geen aandacht aan geschonken, zo waanzinnig rijk was ik en dat heb ik ook zo beleefd. En daar was ik helemaal ondersteboven was.

Vraag ik Bruno: ‘ben ik dat geweest?’ En was ik een heel slechte vrouw?  Dus niet goed voor mijn medemensen? Was ik erg rijk, maar niet goed?  En zo is het mij vaak vergaan. Ik hoefde alleen maar iets te denken of Bruno toonde mij al wat ik wilde en wat ik nodig had.

Dat was de wedergeboorte van deze vrouw. Dat ben ik. 
Dat heb ik meegebracht in dit leven. 
Het slechte werd mij getoond.

Ik ben met een zeer zwak gezichtsvermogen op deze aarde gekomen.  Bruno opende mij de ogen waarom dat zo was. Omdat ik weggekeken heb. Na deze belevenis was mijn gezichtsvermogen volledig weer hersteld tot op de dag van vandaag. Ik ben Bruno en God zo dankbaar.

Nu ben ik 47 jaar bij Fredi. Zijn vrouw Lilo was ook gehandicapt, haar verzorgde ik ook. En ik ben de gelukkigste mens op aarde. Ik heb verder niets nodig. Ik heb een heel mooi leven. Ik houd van rust en vrede. Anders niets.

De ouders van Fredi waren zeer vermogend en bewoonden een groot meergezinshuis  met heel hoge plafonds en brede  gangen tussen de kamers.
De vader was in diplomatieke dienst. 

Bruno heeft heel vaak bij ons geslapen, in Wenen,  in de woning in Wenen. En hij was zeer gevraagd. En het duurde altijd heel lang tot de laatsten weg waren. Er waren tot 200 mensen bij ons in huis. En er werden veel vragen gesteld.  En hij hield heel veel van Fredi,  mocht hem graag. En als de mensen dan weg waren is hij altijd nog een dag langer gebleven en heeft zich met  Fredi alleen onderhouden. ‘Vandaag schenk ik je nog een dag’, zei Bruno. En Fredi weet heel  veel, wat velen niet weten.

En ik bracht Bruno een keer ontbijt op bed. 
Koffie en het  brood al gesmeerd, alles met liefde bereid. En hij zat daar op bed, was ver weg. En ik bleef zo in de deur staan. De aanblik, het was gewoon prachtig. Ik was in de kamer toen Bruno daar met open ogen bewegingsloos zat. Het leek wel alsof ik ging zweven, zoveel stroom had ik bij hem in de kamer gekregen.

En hij zit zo op bed.  Daar heb ik alles voor mijn ogen gezien wat hij mij later gezegd heeft. En ik zet het dienblad neer en blijf zo staan en werd  ik zo heilig te moede. En ik sta zo en liep zo heel  zachtjes weer terug en keek hem steeds aan. Toen stond ik daar in de deur. 

En opeens zegt hij: ‘ik dank u dat u mij niet aangesproken heeft! Ik was ver weg. – Ik ben hier en tegelijk  op veel plekken, tot in Amerika.’ Dat heeft hij me vaak gezegd. Dat ben ik niet vergeten.

Het was heel mooi met hem.  Het heeft mijn hele leven gevuld. Ik ben zo dankbaar dat ik in dit tijdperk mag leven, dat ik dit mee mocht maken.

Dank u wel!"

Deisterporte, Springe 6 september 1997

Carola Romwalter (Lisl) is in 2013 op 94 jarige leeftijd overleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten